Huisje van klei maken

Huisje kleien

Vandaag gaan jullie kleien. Vraag de kinderen waar ze zouden willen wonen, als ze mochten kiezen. In het huis waar ze nu wonen? Het huis van een kabouter? Het nest van een vogel? Het hol van een muis of egel?

Laat de kinderen om de beurt iets vertellen en laat ze ook op elkaar reageren. Vertel de kinderen daarna dat ze vandaag het huis mogen kleien waarin ze zouden willen wonen. En dat huis mag er precies zo uitzien als zij zelf willen!

Laat de klei zien waarmee ze gaan werken. Doe voor hoe ze rolletjes van de klei kunnen maken, die ze dan aan elkaar kunnen plakken. Zo krijg je bijvoorbeeld een bakje (vogelnestje). Maar ze kunnen ook de vorm van een huis maken van een bolletje klei.

Laat ze tot slot zien hoe ze de spatels of kleimessen kunnen gebruiken. De kinderen mogen deze gereedschappen gebruiken, maar het is niet noodzakelijk.

De kinderen trekken een schort aan en pakken wat klei. Dan kunnen ze aan de slag. Loop rond om te zien of het bij iedereen lukt. Help de kinderen waar nodig. Laat een kind bijvoorbeeld zien hoe je een bal maakt, of een sliert van klei. Eventueel kan een ouder kind helpen. Geef de kinderen complimenten met hun werk "Dat wordt een mooi huis!

Zijn de kinderen klaar? Zet de huisjes op een veilige plek te drogen. Bespreek kort wat jullie hierna nog met de huisjes gaan doen. Moet de klei nog gebakken worden? Gaan de kinderen de klei nog verven? Spreek de vervolgstappen af.

Ruim tot slot samen met de kinderen de kleispullen op.

Bekijk samen met de kinderen de werkstukken. Wat een mooie huizen zijn het geworden! Bespreek de activiteit nog even na met de kinderen. Vonden de kinderen het leuk om een huisje te kleien? Zijn ze tevreden met het resultaat? Houd de nabespreking kort, maar zorg wel dat de kinderen kwijt kunnen wat ze kwijt willen.

Variaties

1. Je kunt deze activiteit ook individueel of in een grote(re) groep doen.
2. Je kunt verschillende soorten klei gebruiken voor deze activiteit. Je kunt boetseerklei gebruiken, maar je kunt ook kiezen voor kunststofklei (polymeerklei). Kijk op de gebruiksaanwijzing hoe lang de klei moet drogen, en of de klei wel of niet gebakken moet worden.
3. Sommige kleisoorten kunnen de kinderen daarna verven.
4. Zijn de huisjes klaar? De kinderen kunnen hun kunstwerk eventueel nog verder aankleden. Bijvoorbeeld met rietpluimen (bij een nest), watjes (rook uit de schoorsteen) of lapjes stof (voor de gordijnen).
5. De kinderen kunnen ook andere voorwerpen maken van de klei, in plaats van een huis. Bijvoorbeeld een voertuig, of een dier.
6. Zijn alle huisjes af? De kinderen kunnen er eventueel een groot dorp van maken! Ze kunnen het dorp verder aankleden met bomen (van Playmobil) en (speelgoed)auto’s.
7. Je kunt een tentoonstelling inrichten met de huisjes. Leuk voor de ouders!
8. Je kunt de kinderen ook (eerst) een tekening laten maken van het huis waar ze graag willen wonen.
9. De kinderen kunnen ook gezamenlijk een stad maken van de verschillende huizen. Sommige kinderen kunnen misschien een school maken, een kerk en/of een ziekenhuis. Laat de kinderen samen bedenken welke gebouwen in hun stad staan.

Tips

• Niet alle kinderen hebben al een even ontwikkelde motoriek op deze leeftijd. Stimuleer alle kinderen iets moois te maken; complimenteer alle kinderen met hun werkstuk.
• De kinderen kleien een huisje waar ze graag in willen wonen. Ze kiezen zelf hoe dat huisje eruit ziet; een ‘echt’ huis, of een kabouterhuis, een vogelnestje of een holletje van een egeltje… Ze proberen het beeld dat ze in hun hoofd hebben vorm te geven in klei. Ze vormen daarbij de klei met hun handen in de goede vorm; eventueel gebruiken ze er spateltjes of kleimesjes bij.
• Zorg er verder voor dat de kinderen geen klei in hun mond steken.

Benodigdheden

• Klei
• Een schort voor elk kind
• Eventueel spateltjes of kleimesjes
• Een plastic zeil voor op de tafel